Het is de tweede kampdag. Er luidt een bel om op te staan en vijf minuten later staan er al mensen in de rij voor een ontbijt met muesli, appel, brood en beleg. Op het programma staat een kanospeurtocht. Spannend om op het water te speuren. Per twee of drie in een boot, peddelen naar een bordje waar een vraag op staat. Als je alle vragen hebt beantwoord, ontstaat er een woord. De fanatiekelingen racen langs de bordjes en proberen zo snel mogelijk terug te gaan. Ik zit in een kano met kinderen die het rustig aan willen doen. Nog een extra rondje onder een bruggetje door, waterlelies bewonderen en bramen plukken langs de kant. Alle vragen goed, maar het woord bleef moeilijk – ‘rondjes varen’-.

Binnen wordt gelezen en spelen de ouderen ingewikkelde spelen. Lunch met brood en soep en spaghetti van gisteren, die weer heerlijk smaakt. ’s Middags spelletjes kub, schaken, jenga en slingers maken voor de disco van ’s avonds.

Een paar willen nog even naar het meer: “Zwemmen, net als gisteren”, Het weer is wat minder, maar daar malen ze niet om. We gaan. Voordat ik mijn handdoek heb neergelegd, zijn de meesten er al in. Een eindje zwemmen, even spelen, terug voor het sprookjesdiner.

Sprookjesdiner? Iedereen is iemand anders geworden. Heksen, prinsessen, een tovenaar, een grootmoeder, Roodkapje en de wolf en ook de jager. Fantastisch om met al die sprookjesfiguren aan tafel te zitten. Dan is er sprookjesdisco in de circustent, een vuurtje met marshmellows, en voor het slapen leest Hannelore nog een sprookje voor om heerlijk van te dromen.