Maandag 25 september. Een onrustige kring, schreeuwende kinderen, een huilend kind. Wat doe je als begeleider? Je wilt een voorbeeld zijn, voorleven hoe je omgaat met elkaar. Maar vandaag lukt dat niet. In de kring word ik boos op een jongen die er doorheen praat. Ik ben geen gespreksleider, dus hoef niet in te grijpen. Toch doe ik het, omdat ik er last van heb. Het helpt heel even. Aan het eind van de kring gaat het over je niet-vrij voelen. “Als iemand bazig is; als ik word buitengesloten; ik voel me niet vrij als iedereen de hele tijd door elkaar praat, en ik niets kan zeggen.” Dat laatste is precies wat iedereen vervelend vindt. De meesten willen dat de maandagkring snel voorbij is, maar doordat ze voortdurend op elkaar reageren, duurt het juist langer. We besluiten om de volgende maandagkring te gaan praten met een praatstok. Gespreksleider Artemisia heeft er een thuis liggen en zal die meenemen. Alleen als je de praatstok in je hand hebt, mag je praten. Ik ga nadenken hoe de maandagkring interessant kan blijven voor alle kinderen. Samen ideeën spuien voor het griezelen in de kinderboekenweek. Daar worden ze enthousiast van!

Tot slot ook even iets leuks uit onze maandagkring, met 13 kinderen van 6-9 jaar. Wat opvalt als je doet wat ik wil doen: zitten en kijken en genieten van wat de leerlingen zelf kunnen, zonder dat jij iets hoeft te doen. Tijdens het openingsrondje vertelt Luc dat hij met zijn broer op het springkussen was “en toen kwam mijn broer met zijn knie hier” (hij laat de geschaafde plek op zijn hoofd zien). Keiro, mede-gespreksleider,  vraagt of hij, toen hij niet meer moest huilen, weer op het springkussen ging? “Ja”, zegt Luc.

Ea ging gisteren naar zijn vaders werk gegaan. Keiro vraagt: “Wat voor werk doet je vader?” Ea: “Hij bouwt een zweethut: dan heb je zo’n groot vuur met allemaal stenen erin en als de stenen bloedheet zijn, dan ga je daarin zitten. Maar ik ben daar niet in geweest. Er waren allemaal grote mensen die met een handdoek om hen heen in de zweethut gingen zitten. En ik ga ook nog een keer met mijn zussen naar de zweethut van mijn vader.”

We weten weer wat meer, dankzij de vragen van Keiro.