Woensdag 10 oktober. Na de eerste les Latijn (amo-amas-amat-amamus-amatis-amant) en even spelen met twee poppen die te drinken kregen en daarna moesten spugen en plassen, was het tijd voor het bos. Naar de hut! Niet veel meer dan dode boomstammen die in een vierkant liggen; maar voor ons is het ons plekje in het bos, waar wij kunnen doen wat in ons opkomt. Emma maakte een speer, en wilde daarna wel weer terug naar school. Maar Miquel was nog lang niet uitgespeeld.
Hij was een krijger die een kamp ging veroveren met zijn zelfgemaakte speer. Hij maakte boomschors glad met zand en verfde het met vlierbessen. Hij sloeg met twee stokken op een boom, totdat de stukken er vanaf vlogen. Ja, drummen in het bos! Dat wilde Emma en ik ook wel doen. We pakten twee stokken en begonnen voorzichtig op de stammen en takken te slaan. Hé, dat klonk niet overal hetzelfde. Sommige stokken braken eerder dan andere, en sommige bomen klonken holler dan hun buren. De blaadjes maakten weer een heel ander geluid.
We hadden honger gekregen en gingen terug met onze schatten: een speer, stukjes boomschors, mooi zand, een tak. Bij school aangekomen plukte Miquel nog snel een trosje vlierbessen, om de schors te verven. Zo blijft het bos een schatkamer, om in te spelen en om spullen te verzamelen waarmee we later weer nieuwe dingen kunnen doen.