Het is half twaalf ’s avonds. We zijn net terug van de dropping. Zes kinderen van 8, 9, 10 en 11 jaar en ik. Afgezet tussen de maisvelden. “We zitten in de middle of nowhere met allemaal huisjes.” Een lampje mee, voer voor onderweg, pleisters en een fles water. We lopen rechtdoor en dan naar links. Daar is het heel donker. Na een tijdje een bord ‘Braamt’, ons dorp. Maar we zijn er nog niet. Nog een bord ‘Jan Klaassen Dromenland’, dat is tegenover ons. We volgen de weg en net als we ons afvragen of het wel goed is, zien we de slagboom van ons terrein. Jippie, we zijn er!

De andere groep, die eerder vertrok, komt later aan. Zij zijn een beetje omgelopen. De derde groep met oudere kinderen, is net vertrokken. Zij worden iets verder weg afgezet.

Maar eerst was er de bonte avond met een kampquiz en een quiz met vragen over Luc en Sofie: ‘Wie is er ouder? Wie kan de gekste geluiden maken? Wie is sterker? Wie is er beter met Minecraft?’ Erg leuk. Als afsluiting een kamplied over wespen en gore afwasbakken en struikelende mensen tijdens de survivaltocht.

Want die hadden we ook nog gehad vandaag. Rennend door het gras, langs touwen over het water, over een net, onder een hek door. De 50-plussers hadden er verrassend weinig moeite mee. En nog was het niet klaar, want in kano’s deden we wedstrijdjes: eendjes verzamelen, het snelst onder de brug door en een estafette. Heel fanatiek werden we ervan.

En nu lekker slapen en dromen van de dropping.