Donderdag 18 juni. Opeens zit de driejarige naast mij, zonder mama, te spelen met het kinetisch zand. Tot nu toe zocht hij steeds de bescherming van zijn vader of moeder, keek naar hen als er iets gebeurde wat hij niet wilde. Zelf oplossen lukte nog niet. Hard schreeuwen, huilen, boos worden, ‘papa, mama, help mij!’. Hij komt al enige maanden twee ochtenden per week naar De Vrije Ruimte. Heeft een vriendje en vriendinnetje van dezelfde leeftijd. Het vriendje wordt sinds kort gebracht en blijft ‘alleen’ achter. Soms is dat even moeilijk, maar na samen spelen met auto’s en treinen, ontdekkingen doen met magneten, heeft hij zijn weg gevonden en speelt zelf verder.

Het meisje kwam al eens zelf naast mij zitten om te kleien, vraagt aan mij of ik haar wil helpen. Helpt anderen als die dat vragen. En nu, vandaag, zit het jongetje naast mij. Hij heeft een deegroller in zijn hand om het zand plat te maken. Zijn vriendje wil die deegroller graag hebben. Hij loopt naar hem toe, vraagt erom en trekt hem tegelijkertijd uit zijn hand. “Dat hoeft niet”, zeg ik. “Je vraagt iets en dan wacht je even, zodat de ander het jou kan geven.” We wachten even. Ik zeg: “Hij wil graag de deegroller hebben.” Het jongetje geeft de deegroller aan zijn vriendje. Dan is hij klaar met het zand en gaat op rustig op zoek naar zijn moeder.