Vrijdag 28 oktober.

Ik strikte een veter. Ik veegde billen af. Ik troostte en droogde de tranen. Ik schilde een appel. Ik stopte de appelschijfjes in de oven en deelde ze uit. Ik schreef een gedicht. Nee, ik liet kinderen een gedicht schrijven. Een ‘Blijf-je?’- gedicht en een ‘Ik-vertrek-gedicht’. Een opdracht bij een van de raadgedichten, namelijk het gedicht ‘Touwtjes om de wolken’. Het idee was om zoveel mogelijk onmogelijke redenen te noemen waarom iemand zou moeten blijven en daarna om redenen te bedenken waarom jij zou vertrekken. Dat leverde soms een prachtig vraag- en antwoordspel op, zoals dit van Dechen en Isabelle:

Blijf je als ik dood ga?

Ik vertrek voor altijd.

Dan stap ik uit de grond.

Ik kan er niets aan doen.

Dan geef ik je heel veel geld.

Het is gewoon mijn tijd.

Tja, maar geld maakt niet blij.

De dood komt mij halen.

Als ik een kasteel maak?

Als ik je geef wat je hartje begeert?

Ik vertrek voor altijd.

Blijf je?

Het spijt me.