Vrijdag 23 maart. Niet voor iedereen is het maken van sommen even vanzelfsprekend. Als je geen inzicht hebt in wat een getal betekent, wordt het heel moeilijk om daar iets bij te doen of af te halen. Een jongen zegt: “Ik kan niet rekenen.” Ik zeg: “Jij kunt het leren. Je denkt op een andere manier, dus moet je ook leren rekenen op een andere manier. Voor de zomer kun je alle sommen tot 100 leren, optellen en aftrekken.” Ongelovig, maar met een twinkeling in zijn ogen, kijkt hij mij aan. Is het waar?  Ik geloof dat iedereen kan leren rekenen (net als leren lezen en schrijven). Ik denk alleen dat je voor sommige kinderen een andere dan de geijkte manier moet zoeken om ze bepaalde vaardigheden aan te leren. Kinderen met een levendige fantasie zien voortdurend beelden voor zich van wat je vertelt. Plaatjes komen op in hun hoofd, hop, hop, hop, pop-ups die verschijnen en verdwijnen.  Bij deze jongen buitelen de cijfers over elkaar heen in zijn hoofd. Er zit geen structuur in. Dat moeten we eerst aanpakken. “Zorg dat de cijfers zo in je hoofd komen als op dit 100-veld, netjes op een rij van 1-10, van 11-20 en zo verder. Als ze zo in je hoofd staan, wordt het veel gemakkelijker om je de sommen voor te stellen.” Verder laat ik hem kennis maken met ‘vriendjessommen’. Bij elk getal horen steeds twee andere getallen die opgeteld het eerste getal vormen: Bij het getal 1 horen 0 + 1, bij het getal 6 horen 0 + 6, 5 + 1, 4 +2 en 3 + 3. Bij elk drietal kun je 4 sommen maken: 0+1=1, 1+0=1, 1-0=1, 1-1=0. Ik laat het hem zo opschrijven:

1

/\

0 – 1

Elk getal krijgt zijn eigen kleur, zodat het – hoop ik- beter in zijn hoofd beklijft. Enthousiast gaat hij aan de slag, schrijft de vriendjes op van de getallen 1 tot en met 10. Leert ze van 1 tot en met 5. Samen maken we sommen: 5-3, 15-3, 15-13, 25-13, … enzovoort. Tot hij inziet dat het in wezen steeds dezelfde som is, waarbij het antwoord altijd eindigt op een 2. Volgende week gaan we verder!