Omdat we een beetje vroeg zijn, eten we eerst een ijsje op het Binnenhof

Zomaar een dag, een maandag. Het idee om weer eens naar een museum te gaan ontstond al eerder. Eruit, op stap, om schilderijen te zien en daarbij de geuren te ruiken! Dus gingen we naar de tentoonstelling ‘Vervlogen geuren in kleuren’ in het Mauritshuis. Per mail had ik aan ouders gevraagd of hun kind mee zou willen. Julo had zich goed voorbereid en wist wat ons te wachten stond: poepgeuren! Daarom had hij voor iedereen een kaneelstokje, kruidnagel en foelie meegenomen. Om onder je neus te houden als de schilderijlucht te sterk zou zijn.

Met de tram waren we er zo. Iets te vroeg zelfs, zodat we nog een ijsje konden eten op het Binnenhof. Eenmaal in het Mauritshuis was de tentoonstelling nog niet open, dus begonnen we met het bekijken van de vaste collectie. Wat een ervaring om met acht kinderen rond-de tien-jaar door dit museum te lopen. “Wat vind je het mooiste schilderij? En waarom?” Ze kunnen het goed verwoorden: ‘omdat er zoveel te zien is; dit lijkt net echt; je zou niet zeggen dat het zo lang geleden is geschilderd; is die parel echt? (van het meisje met de parel).’ Voor sommigen duurt de tocht door de zalen te kort – ze zijn nog lang niet uitgekeken. “Ik ga nog een keer terug met mijn vader!”

‘je kunt zo ver kijken!’

Dan komen we bij de vervlogen geuren. Parfums van vroeger, een voor de zomer en een voor de winter. Die ruiken lekker, naar bloemen en bessen. Ook het zakje kruiden in de linnenkast in de net gepoetste kamer heeft een heerlijke geur. Maar daarnaast loopt de gracht in de stad, een open riool. Wat een stank! Gauw het kaneelstokje onder je neus om het niet te hoeven ruiken. Het ergst, daar zijn we het allemaal over eens, stinkt de rottende potvis op het schilderij. We gaan de buitenlucht weer in, de tentoonstelling is afgelopen. Met blije kinderen in de tram weer terug. De zon schijnt, het ruikt naar zomer.