Daar gingen we dan, met tram 16 naar het Buitenhof, waar we uitstapten om met een gids van het Gilde Den Haag een tocht te maken langs Haagse historie. Eigenlijk was de wandeling bedoeld voor 9+-ers, maar wij waren met een groepje van 6-9-jarigen. Ze snapten heus wel waar het over ging. Haagse Jantje met zijn vingertje en zijn duim en op zijn hoed draagt hij een pluim. Daarna de Hofvijver, waar een vogel met een s-nek (ze hadden net de letterles gehad) zat. En ook een aflopend stuk weg: “Hier mochten vroeger de paarden drinken”, vertelde de gids. Want toen waren er nog geen trams en auto’s, alleen paarden en koetsen.” We lopen langs het Mauritshuis naar het Binnenhof. “Wie is de baas van Nederland? De koning of Mark Rutte?” Dan komen we bij de Gevangenpoort. Vroeger de enige toegangsweg tot het Buitenhof. We gaan op zoek naar ooievaars, het teken van de stad Den Haag. Waarom ooievaars? “Ze verkochten vis op de markt, en ’s avonds lag daar al dat afval. Daar kwamen de ooievaars op af. Zij aten de restjes op en zo werd Den Haag weer schoon.” “Vroeger was Den Haag een dorp. De Gravenstraat was er al, zo kwam je op de markt, waar je een stofje kon uitzoeken als je een mooie jurk wilde.”

We vinden een ooievaar bovenop de Grote Kerk, en op het bordje dat ons de richting wijst. Naar Haagse Harry, de moderne variant van Jantje. Hij steekt geen duim op, maar houdt achter zijn rug een hand verborgen waaruit een opgestoken middelvinger zichtbaar is. Van vroeger naar nu, met mooie verhalen, een pet en een certificaat. Want al deze kinderen zijn nu Hagoloog: ze weten iets van de geschiedenis van hun stad.