Donderdag 5 maart. Na al het grijs en nat schijnt vandaag eindelijk de zon weer eens. Gelukkig, want we zijn bijna de hele dag buiten. Claudia is gekomen met Jolanda, om samen met ons speren te maken. Daar gaat natuurlijk wel wat aan vooraf, want: hoe doe je dat eigenlijk, wat heb je ervoor nodig, en hoe kom je daaraan? We praten erover en Claudia laat boeken over Indianen, oude wapens, en vuur maken zien. Een speer kun je maken door met een zakmes een scherpe punt aan een stok te slijpen. "Maar vroeger", zegt Claudia, "hielden ze hun stok net zo lang in het vuur, en draaiden hem daarna in het zand, tot er een punt aanzat…"

We gaan naar buiten, het bos in, stokken zoeken om speren van te maken – en misschien ook dingen vinden om de speren mee te versieren. Eigenlijk zouden we daarna lunchen, maar de kinderen willen helemaal niet naar binnen aan een tafel zitten met een boterham; ze willen verder met de stokken en de speren. Het vuur wordt aangemaakt, stokken geslepen, en de boterhammen komen gesmeerd naar buiten. In eerste instantie is iedereen druk bezig met mes en hout; later steken steeds meer kinderen hun stok in het vuur om er een mooie punt aan te krijgen. Maar dan moet je wel geduld hebben! Zita is eigenlijk de enige die dat geduld op kan brengen; zij krijgt dan ook een prachtige punt aan haar speer.

De speren worden versierd met touw en ingekerfde figuurtjes. Voor sommigen is het een speer-zwaard (ze willen er ook nog mee kunnen vechten), voor anderen alleen een speer. Zita’s speer wordt een pijl, als hij per ongeluk in tweeën breekt. Ze vindt het niet erg, maar maakt er gauw een boog bij. Tenslotte gaat iedereen op de foto met zijn eigen speer. Fijn om zelf iets gemaakt te hebben wat je mooi vindt!