Waarom zou je kinderen tot een jaar of 7 vooral laten spelen? Net zoals in Finland trouwens, waar je pas naar school hoeft als je 7 bent geworden. Omdat spel, zo blijkt steeds weer, dé manier is voor hen om te leren. Ik zie het elke dag weer.

Job (8) vindt het leuk om te vertellen wat anderen moeten doen. Anderen vinden het leuk om te doen wat Job zegt. Hij verzint een spel. Krukjes zijn daarvoor nodig. Krukjes om een ruimte af te schermen, waarachter zich het spel afspeelt. Vier kinderen sjouwen krukjes om ze goed neer te zetten. Job wil een waterwinkel maken: wie wil kan water bij hem bestellen, in een beker, om op te drinken. Hij pakt bekers en kannen en water uit de kraan. Mensen bestellen bij hem en hij en zijn vrienden delen uit. Op een gegeven moment zijn er zoveel mensen die water willen dat ze iets moeten verzinnen voor al die bestellingen. Job pakt een dienblad waar meerdere bekers op kunnen. Probleem opgelost. Maar daarmee lopen moet je leren. Hij geeft instructie aan zijn vrienden en laat ze een stuk lopen met een blad met volle bekers water. Als ze het parcours goed hebben afgelegd, mogen ze het water gaan uitdelen. Ze kijken blij en trots: ze kunnen het!

Midas houdt van al dat water. Hij mag helpen afwassen en schoonmaken. Hij poetst de krukken met een doekje. Aan het eind van de dag, vele bekers water verder, zucht Job: “Hè, hè, het was wel veel om al die bekers af te wassen en af te drogen.” Hij kijkt voldaan. Het teiltje water staat er nog. “Nu gaan we onze voeten schoonmaken.” En een voor een wassen ze hun voeten in het teiltje en gaan staan op de, nu toch niet meer voor bekers te gebruiken, theedoeken. Een dag, een spel, met zoveel interactie, instructie, feedback, zoals dat gaat in het gewone leven. En dat wil je toch voor kinderen, dat ze leren van het leven zelf, op hun manier, in hun tempo, met degenen die hen daarbij kunnen helpen.