Begin september. Er gebeuren soms dingen die je niet wilt. Dingen die je had willen voorkomen, maar waarbij je net te laat was. Ik zit buiten op het trapje en lees een boek voor aan twee driejarigen. In de tuin spelen ze met stokken. Stokgevechten, zwaaien, uitwijken. Het ziet er gevaarlijk uit, maar aan hun gezichten zie ik dat ze weten wat ze doen. Iemand schiet uit met zijn stok, een arm wordt geraakt. Het doet even pijn, maar hoort bij het spel, vinden ze .  Ze spelen door. Anderen komen erbij. Teveel stokken. “Stokken weg”,  roept iemand.

Dan ze gaan stoeien op de mat bij de trampoline. Ik kijk, zie dat het er anders uitziet. Gezichten staan fanatieker. “Gaat het goed?”, vraag ik. Een jongen knikt. Het volgende moment is het al gebeurd. Een boze jongen struint weg, een ander ligt huilend op de trampoline. Een trap gekregen. Ik was erbij, maar niet dichtbij genoeg. Wat er achter de mat op de trampoline gebeurde kon ik net niet zien. En zij konden mij niet zien.

Dichtbij zijn, kijken, opstaan en er naar toe gaan op het moment dat je voelt dat dat nodig is.