Vrijdag 20 maart. Gisteren, nadat we de totemdieren hadden ontmoet rond het kampvuur, gingen we ze kleien (of op een andere manier vormgeven). Job kleide een wrattenzwijn – en dan zie je dat als je blind bent, je best kunt kleien, want dat gaat via voelen. Gijs maakte van een stok een beer: groot en sterk, Cem tekende een wolf bij een waterval, Miquel kleide een wolfskop, met open mond. Mees kleide een cheeta, gras en een hert als prooidier (waar we later een foto-strip van maakten); Zita kleide haar konijn met hangoren; Emma een cavia en Sylvia een mooie ijsbeer. Iedereen maakte iets, en iedereen was er blij mee. Kleien is een prettige manier om je te uiten, merkten wij.

De volgende dag komt de rode klei uit de kast. Kleuterklei eigenlijk, want wat je maakt blijft zacht, en iedere keer weer kun je opnieuw beginnen. Naomi (15) zit met een paar jongsten aan de tafel. Allemaal hebben ze klei in hun handen. Even later ligt er van Naomi een gekleide opengeklapte mand met tanden, kiezen en tong, allemaal afzonderlijk gekleid. Zita (5) ziet dit en wil dat ook. De hele ochtend, en ook tussen de middag, als wij buiten macaroni eten, is Zita aan het kleien. Als we rond één uur komen kijken is haar gekleide mond klaar. Met een tong, tanden en kiezen – precies zoals die van Naomi. Zij had iets in haar hoofd en stopt niet voordat het af is. Wat een kracht en doorzettingsvermogen. Zelf is ze ook dan pas tevreden.