Donderdag 31 januari. "Ik voel me o zo heppie/ zo heppie deze dag/ en als je vraagt wat heppie/ als ik eens vragen mag/ dan zeg ik: hoe wat heppie/ wat heb ik aan die vraag? / Heppie nooit dat heppie-je dat ik heb vandaag?" (Joke van Leeuwen) Dit gedicht had ik uitgekozen om voor te lezen op de gedichtendag. De hele week al waren we bezig om een gedichtenhoek in te richten: 2 tafels met dichtbundels, een PLINT-poster met een gedicht over letters, insteekmapjes voor gedichten-kaarten aan de muur. Iedereen had van thuis een gedicht meegenomen om voor te lezen, daarna zouden we zelf gedichten gaan maken.

Miquel las De Wim-wam-reus, Emma een gedicht over oma, Zita vond alles mooi, en Marty had een erg grappig gedicht over een kiezelsteentje. We genoten zo van het voorlezen van de gedichten, dat we nog een ronde deden, en daarna nog een en nog een. Emma las uiteindelijk bijna de hele dichtbundel ("Jij bent de liefste"), en Miquel koos met zorg nog enkele gedichten van Annie M.G. Schmidt en zong er zelfs een. Zelf een gedicht schrijven? Geen probleem. We hadden een aantal voorwerpen op tafel gezet, en gingen aan de slag: "Leuk een stoel. Nou mooie boel is dat. Hij prikt in mijn gat." (van Miquel). Mijn schoen en de razende wind om het gebouw waren ook onderwerp van een gedicht. Emma koos ervoor een een tekening te maken bij een bestaand gedicht en dat gedicht er naast te schrijven. Zo zie en ervaar je, ook vandaag weer, hoe iets (een gedicht) kan inspireren en stimuleren om aan de slag te gaan, om er, ieder op zijn eigen manier, iets van te maken.