Vrijdag 4 september. Alweer zo’n dag waarop je ’s morgens om 8 uur denkt ‘ha, een lekker rustig dagje’, en ’s middags om vijf uur tot de conclusie komt dat het geen moment rustig is geweest. Gesprekken met een aankomend stagiaire en een psycholoog, met ouders, met kinderen.
Tijd nemen om die gesprekken goed te voeren is belangrijk. Een kind komt met een opmerking "Eigenlijk wil ik aan de film werken, maar die anderen willen vast niet." "Weet je dat of denk je dat ze niet willen?", vraag ik. "Ik denk het zeker, want vorige keer was dat ook zo." "Laten we het eens samen gaan vragen", stel ik voor. We gaan naar het groepje kinderen dat druk met playmobil aan het spelen is. "Oké, dan gaan we wel even over de film nadenken…." Met zijn allen komen ze overeind en gaan naar de werkruimte waar Cem, de regisseur, al achter zijn computer zit. Ik trek me terug: nu mogen ze het zelf doen. Na vijf minuten komen er al weer kinderen terug; ze willen toch niet. Uiteindelijk blijven degenen die echt met de film bezig willen zijn achter in de ruimte. En is dat niet precies wat je wil?
Van de ene kant wel, maar aan de andere kant wil je ook de betrokkenheid van de anderen, die nu niet meedoen, maar wel gezegd hebben dat ze in de film willen spelen. Het voorstel: we zetten het op de agenda van de schoolkring van maandag: Wanneer komt het filmclubje bij elkaar om over de film te praten? Als daar eenmaal een afspraak over is gemaakt, is het duidelijk voor iedereen. Op die dag, dat tijdstip wordt iedereen bij de filmclub verwacht.