Woensdag 21 januari. Net als rekenen, leren niet alle kinderen even snel lezen. Sommige willen heel graag, maar blijven het erg moeilijk vinden. Hoe kun je die kinderen het beste helpen? Natuurlijk zijn er allerlei methodes en oefeningen om dat te doen, maar ik besluit aan te sluiten bij wat het kind zelf wil. We hebben het eerste boekje van Veilig Leren Lezen, met maan, roos, vis (en aan, doos, mis). Maar dit meisje pakt meteen haar pen en schrift: ze wil de woorden opschrijven en ze op die manier, tegelijkertijd, leren lezen. ‘Aan, maan’"schrijft ze en leest ze daarna. Zelf noemt ze nog ’traan’, dat schrijft ze ook op.

De spanningsboog is nog niet zo lang: "Nu wil ik een tekening voor mama maken". "Goed idee", zeg ik, "En misschien kun je dan wat je net zei erbij schrijven ‘mama ik vind je heel lief’." Ze maakt een prachtige regenboog met een meisje daarin en schrijft haar eigen woorden keurig over. Dat is ook weer klaar… En nu een boek om voor te lezen. Samen gaan we op de fatboy zitten met ‘Bof ik even’. "Kijk, dit woord kun je lezen, zeg ik, terwijl ik ‘ik’ aanwijs. En ze leest het. Maar nu moet ik toch echt gaan voorlezen! Toch kan ik daarbij haar ook helpen met het begrijpen van hoe letters woorden en woorden zinnen worden, welke tekens welk woord vormen: steeds wijs ik aan wat ik lees en zij kijkt mee. Wat het effect is? Op een gegeven moment zal ze zelf met het boek gaan zitten, de woorden aanwijzen en ze lezen. Het zal nog een lange weg zijn, maar met geduld, creativiteit, en aansluiten bij wat een kind aangeeft dat het wil doen, komen we er wel.