Vrijdag 2 oktober. Een eikelgevecht, waarom niet? Jongens van rond de 10, uitgelaten na een ochtend drama, filmlocatie zoeken, tosti’s tijdens de lunch, rennen naar de speeltuin. De eerste aanvaring is al snel, tijdens het stokvechten – wat over het algemeen trouwens bijzonder goed en beheerst gebeurt- : een jongen zwaait in het rond met zijn stok en raakt een ander. Wij verbieden de stokken maar even voor vandaag. Het is weer vrijdag, dus opletten voor ons met al die jongens die hun grenzen aan het verkennen zijn, van zichzelf, van elkaar en van ons. Wij weten dit ondertussen en zijn er zoveel mogelijk bij. Gaan zij naar de speeltuin, een van ons gaat mee. Niet om meteen van alles te verbieden, maar om er te zijn. Situaties lopen minder snel uit de hand.

Een eikelgevecht, hun idee. Ik sta en kijk en zie. Niet iedereen doet mee. Twee gooien bladeren de lucht in ‘Ik ben een vulkaan!’, de rest gooit eikels naar elkaar. Eerst verzamelen, dan een goede plek zoeken (achter een boom), van waaruit je een ander kunt bekogelen. Zijn je eikels op, dan is het time-out voor jou en krijg je de gelegenheid om nieuwe eikels te zoeken. Tot zover gaat alles goed. Even kijk ik een andere kant op en het moment erna ligt Mees op de grond, geveld door een eikel tegen zijn wang. Hij klaagt niet, het hoort erbij. "Maandag neem ik bescherming mee."