Kamp, ik zie er in eerste instantie altijd een beetje tegenop. Weg van het vertrouwde, het onbekende tegemoet, terwijl de school net begonnen is. En dat is nou precies de bedoeling. De meeste leerlingen hebben er veel zin in. Sommige twijfelen: houd ik het wel vol, al die dagen? Dat lukt niet altijd, maar ze proberen het in ieder geval. En dan zijn we er, in Braamt, in de regen, met aan de overkant een meer. Het zwemmen in de middag lijkt in het water te vallen, maar dan stopt de regen even en gaan we toch. Avondeten kan gelukkig buiten en een kampvuurtje komt er ook. De nacht is ijskoud; we zijn blij dat de zon de volgende ochtend gaat schijnen.

Survivallen en kanoën in de ochtend gaan boven verwachting. ’s Middags schijnt de zon nog steeds en zwemmen we uren in het meer. Terug op het kampterrein zie ik een groepje jongeren die het kampterrein af willen lopen. Dat is niet de bedoeling. Ik ga naar hen toe en vraag wat ze willen doen, ‘even een rondje lopen…’  ‘Dat mag op het kampterrein’, zeg ik. Na het heerlijke eten van Dorien zie ik achter bij de tenten hetzelfde groepje jongeren het paadje aflopen dat naar het meer gaat. Ik loop om en tref ze op de parkeerplaats van het meer. Ze rennen weg. Zittend bij het kampvuur zie ik ze aankomen; ik vraag of ze even willen komen. ‘Ik dacht dat je boos zou worden’, zegt een van de meiden. ‘Dat vind ik verspilde moeite’, zeg ik. ‘Ik snap heus wel dat jullie even zelf een rondje willen lopen, maar dan is het fijn als jullie dat even vragen. Als je zegt waar je heen gaat en hoe lang je weg blijft, kunnen wij dat goedkeuren.’

Ik wil ze graag dat vertrouwen schenken en het werkt. Alle volgende keren vragen ze of ze het terrein af mogen, om even een rondje te lopen. Wij vinden het goed en ze komen natuurlijk ook gewoon weer terug. Ze fietsen zelfs naar Duitsland, en ook dat gaat goed. Fijn als je merkt dat vertrouwen geven ook vertrouwen wekt.