Vrijdag 14 december. Het raam als venster op de wereld. Ik zit binnen en kijk uit het raam. Het is na de lunch. ’s Morgens hebben ze gewerkt aan ontleden. Tijdens Chinees maakten ze samen met Wu heerlijke wontonsoep. Letterlijk betekent ‘wonton’ (een met groenten en/of gehakt gevuld opgevouwen deegvelletje) ‘een wolkje inslikken’. Er dreven lekkere wolkjes in onze soep! Nu doet een aantal leerlingen astrologie met Augusta (vandaag over het element ‘water’), een aantal brugklassers heeft biologie met Wout en een paar kinderen zijn buiten. Naar hen kijk ik. In en om de tuin. Over het hek, tussen de takken en weer terug. Ze zoeken takken op de grond en en bouwen daarvan iets wat op een hut lijkt. Ze zitten elkaar achterna. De wappies en de flappies, als ik het goed heb gehoord tenminste. Ik kijk en ik zie. Een 10-jarige jongen die tot nu toe vaak de ouderen opzocht, uitdaagde en dan soms schrok van hun reacties, speelt nu met leeftijdgenoten. Met Deyk van 9 en Tycho die 8 gaat worden. Tegenover hen meisjes van 8, 9 en 10 jaar oud. Ik kijk en ik zie balans in dit groepje. Ze houden elkaar in evenwicht met hun spel, hun schijngevechten, het achterna zitten. Even is alles perfect.
Een les is afgelopen. Anderen stormen naar buiten, springen over het hek. Duiken in het spel. Weg is wat er was. Geschreeuw, iemand huilt. Zien wat er gebeurt is niet meer voldoende. Ik ga naar buiten, vraag wat er is. Er gebeuren dingen die niet iedereen leuk vindt. Ik benoem wat ik zie en hoor. De rust keert weer. Toch is het daarna anders. Het wordt niet meer zoals het was. Dat geeft niet. Een andere keer zullen ze weer samen spelen en zal iemand zien hoe goed dat gaat.