Donderdag 16 februari. Het is lang geleden dat de bemiddelingskring bij elkaar kwam. Was het niet nodig? Of waren ze vergeten dat het mogelijk was om op die manier een ruzie te beslechten? In de maandagkringen hebben we gevraagd om verkiezingen te houden voor deze kring. Bij ons, de kring van de jongste kinderen, wordt het een spannende verkiezing. Meerdere kinderen stemmen op zichzelf, of juist op hun vriendje of vriendinnetje dat naast hen zit: “ik vind hem lief”, “ik denk dat zij het goed kan”. Uiteindelijk, als de mogelijkheid om je stem te veranderen geweest is, blijven er twee kinderen over, twee meisjes van vijf jaar, vriendinnen. Allebei hebben zij op zichzelf gestemd en hebben twee anderen op hen gestemd. Drie-drie dus. Als voorzitter van de kring mag ik een voorstel doen. Ik stel voor dat beide naar de bemiddelingskring gaan, zo kunnen ze samen zorgen dat het goed verloopt. Wat zijn ze blij!
Vandaag, donderdag, komt de bemiddelingskring bij elkaar. Er zijn twee zaken. De tweede zaak wil ik hier belichten. Want daarin zie je dat kinderen, door bij elkaar te komen en er samen over te praten, snel weer vrienden kunnen zijn. Degene die is ingebracht is een jongen van 10. Hij zou hebben gescholden. De inbrenger, een 8-jarige jongen, wilde scheidsrechter zijn bij het stoeien van de 10-jarige met een andere jongen. De inbrenger: “Ik had niet gevraagd of ik mee mocht doen. Ik zei: ‘ik ben nu scheidsrechter’. De ingebrachte: “Hij begon van alles te schreeuwen. Ik zei dat hij moest stoppen. Hij luisterde niet.”
Na een paar vragen ter verduidelijking komt de vraag: “Wat kunnen we doen om te zorgen dat dit niet meer gebeurt? Wat is jouw mening hierover?” Deze vraag wordt eerst gesteld aan degene die ingebracht is en aan de inbrenger. Weten zij het niet, dan helpen de bemiddelaars om dit op te lossen. Vaak gebeurt het dat de ingebrachte iets wil wat de ander moet doen: “Hij moet beter luisteren”, bijvoorbeeld. Maar vandaag is het anders. Ze beginnen als eerste over zichzelf. De inbrenger: “Ik heb iets voor mijzelf: dat ik eerst ga vragen of ik mee mag doen.” De ingebrachte: “Dat ik het misschien eerst in iets aardiger woorden ga zeggen.” Lachend kijken ze elkaar aan en geven elkaar een hand. “Zo doe je dat als je vrienden bent!”, zeggen ze.