Haas 1.2 - Haas wil kool

6 september 2017

Iedereen kan leren lezen. Niet iedereen leert dit op dezelfde manier. Bij veel kinderen gaat het vanzelf. Het begint met het herkennen letters, het ‘zien’ van korte woorden –dus dat je in een keer het woord kunt lezen, zonder te hoeven spellen-, het herkennen van meer letters, het begrijpen hoe je ‘moeilijke’ woorden uitspreekt, omdat je uit de context van het verhaal de betekenis kunt opmaken. Als leerkracht hoef je dan eigenlijk niets te doen, behalve te constateren dát een kind kan lezen. Even een filmpje opnemen als bewijs en dat is het dan.

Bij sommige kinderen werkt het anders. Hun hersens zien in alles plaatjes, dus ook in letters. Elke letter kan iedere keer nieuw lijken. Ergens diep in hun geheugen moeten ze opdiepen: welke letter is dit ook alweer? Ze gebruiken geheugensteuntjes: De L kun je alleen maar maken met de duim en wijsvinger van je linkerhand. De klank ee lijkt op golfjes van de zee. Zee wordt ee. De klank oo lijkt op twee ogen. De g heeft wat van een slang en een slang is gevaarlijk. Dan ben je dus alleen nog maar bezig met letterherkenning. Nu moeten de letters nog woorden worden en moeten die woorden betekenis krijgen. Heel langzaam gaat het. Maar ik zit er naast en zie wat er gebeurt.

Ze zoekt en vindt de letters, maakt de woorden: ‘Haas wil kool’ en ‘Het hek is hoog’. Dezelfde woorden komen vaker voor. Ze herkent ‘haas’ en leest en begrijpt het in één keer. Ze zegt: hé, als je de laatste letter van ‘het’ een ‘k’ maakt, staat er ‘hek’. Het komt, het komt, en ze vindt het leuk. We lezen wel bijna een uur. Zij wijst mij op wat ze herkent. Kijkt naar de plaatjes en verzint zelf hoe het verder gaat. Het is een genot. Leren lezen is bijna bijzaak, maar zo blijft het leuk.