Soms is er onenigheid. Tussen meiden. Een spel wat de een niet leuk vindt en de anderen wel. Dus de een gaat weg. De anderen vinden dat jammer. En stom. “We waren net begonnen.” “Je doet ook stoer en bazig.”
Gisteren met de andere meiden gesproken, vandaag met allemaal. “Wat heb je nodig om te zorgen dat jullie weer gewoon gezellig met elkaar om kunnen gaan?” vraag ik.
“Dat ze minder stoer en bazig doet.”
“Herken je dat?” vraag ik aan het ene meisje.
“Mmmm, een beetje. Ik wil graag meedoen.”
“Voel je je soms wel eens buitengesloten?” vraagt een van de anderen aan het ene meisje. “Want als dat zo is, moet je dat zeggen, dan zorgen wij dat we weer met jou gaan spelen.” Het ene meisje beaamt dat ze zich wel eens buitengesloten voelt. Een grapje werd serieus opgevat en toen wilden ze niet meer met haar spelen.
“Is er een spel dat jullie allemaal leuk vinden?” Een ander meisje somt een aantal spellen op: Paardenspel? Jungle? Ja, dat laatste vindt iedereen leuk. Ze rennen naar buiten, blij. Natuurlijk hoeven ze niet altijd met zijn allen samen te spelen. In de loop van de dag kom ik ze tegen in de woonkamer, waar ze met zijn drieën Halli Galli spelen; in de tuin met zijn vijven en tijdens het rondbrengen van het fruit. Het ziet er gezellig uit. Bijna kerstmis.