Vrijdag 3 oktober. De kinderboekenweek is bezig, en hoe… Al vanaf maandag hangen overal gedichtenposters en kaarten, en overgeschreven gedichten op A3 en A4. Elke dag tijdens de lunch lezen we een gedicht, en als er voorgelezen wordt zijn dat ook vaak gedichten (de gruwelrijmen van Roald Dahl zijn favoriet). Vandaag gaan we met een paar kinderen zelf gedichten maken.

Hoe doe je dat eigenlijk? Moet het rijmen? Is het een verhaaltje? Marty heeft al geoefend met het maken van een elfje: een gedicht in 11 woorden. Soms is het heel fijn om zo’n vaste vorm te hebben en daarbinnen te dichten, het gaat dan als vanzelf, als je maar de goede woorden bedenkt… Nu neem ik niet een bepaalde vorm, maar stel ik een aantal vragen: Bedenk een voorwerp wat belangrijk voor je is, bijvoorbeeld je knuffel. en vertel hoe die er uitziet;  hoe kom je er aan? Waar ligt, zit of staat dat voorwerp? En waarom is het belangrijk voor je? Bij Yanna leidt dat tot dit gedicht:

Mijn hondje is wit met een bruin strikje

een bruin neusje

en een beetje bruin binnenin zijn oor

Ik weet niet hoe ik eraan komt

Hondje ligt in mijn bed

Lekker knuffelen