We hielden onze eerste maandagkring, vol vakantieverhalen. We begroeven een vogel die dood in de voortuin lag. We maakten roosters met ieder kind. Werkbegeleiding met taal en rekenen, geschiedenis, Engels, knutselen en tekenen… Bakken kwam per toeval op het rooster terecht: op donderdag nam Sofie peren mee naar school, uit haar eigen tuin. We bakten een perencake. Dat beviel zo goed, dat we vonden dat we dit iedere week moesten doen, iets bakken. Wie mee wilt doen, doet mee. Vol enthousiasme proefde Rijk van het perenmengsel voordat het door de cake ging: “Nog iets meer kaneel en nog een klein beetje citroensap. Nu een schepje suiker.” Een volleerd kok.
Werkbegeleiding was er ook al, deze eerste week. En ik kreeg een cadeautje, een tekening van Jade. Prachtig vond ik hem, een meisje met haar voor haar oog, dat niet zo blij kijkt. “Dat ben ik, als ik naar werkbegeleiding moet en geen zin heb”, zei ze. Later kreeg ik nog een tekening, van een wel blij kijkend meisje: “Dat ben ik als er wel werkbegeleiding is, maar ik er niet naar toe hoef.”