Vrijdag 5 maart. In de taalclub doen we aan taal, dat spreekt vanzelf. Maar wat gebeurt er eigenlijk in zo’n uurtje? Job start zijn computer op en wij wachten tot hij daarmee klaar is, omdat hij het verhaal van 2 weken geleden heeft opgeslagen. Dit verhaal bedachten ze zelf naar aanleiding van een artikeltje in Kidsweek over een spookstad in Letland. Het is nog niet af. Robin, Gijs en Job gaan er aan verder werken. Sjoerd weet precies wat hij moet doen. Hij is bezig in een deel van Pi-spello en kan daarmee doorgaan. Spellingsregels oefenen op een leuke manier, met veel herhaling, zodat als het goed is alle woordstukjes worden ingeslepen, en je nooit meer vergeet of iets met een f of v is, een s of z, een d of t. Vandaag oefent hij ‘de Hollandse broertjes’: ink, ank, onk, unk en enk. (In een ander deel staan de Chinese broertje ing, ang, eng, ung en ong). Zo weet je ook meteen dat de combinatie -ngk als woorddeel niet voorkomt in het Nederlands.

Yanna wil ook graag meedoen; ze wil immers leren lezen en schrijven. "Wat gaan we doen?", vraag ik haar. Het liefst wil ze eerst haar agenda invullen. Ik laat haar zien dat je bij de dagen die komen activiteiten op kunt schrijven die je gaat doen. Bij a.s. zaterdag zetten we: zwemmen. Dan wil ze woordjes schrijven in haar schrift. "Welk woord vind je leuk?" "Kruk", zegt Yanna. Zelf bedenkt ze welke letters daarbij horen. Ik schrijf ze op, zij tekent er een krukje bij en schrijft daarna heel soepel de letters na. Op tafel staat ook een grote pot met letters. "Nu wil ik daar woordjes mee maken." En dat doet ze.

Inmiddels zijn de jongens gevorderd met hun verhaal. Een echt einde heeft het nog niet. Dat wordt een opdracht voor de volgende keer: alledrie bedenken ze een slot, en samen beslissen ze dan hoe het uiteindelijk wordt. Ik ben benieuwd!