Maandag 7 februari. Ik had zo’n zin om een heel positief verhaal te schrijven over de dingen die vandaag gebeurden. Niels, de nieuwe meester, die een dagje meeliep en heel enthousiast was (en wij ook!); Erin die meeliep met Pepijn die een nieuw spellingsboekje ging halen en zei: “Ik heb er zelf ook maar een meegenomen, want ik vind spelling moeilijk.”; Emma die enorm haar best doet op haar dictee, dat lastig vindt, maar geniet als het lukt; Heleen die heel enthousiast werd van het dictee… Dat was ook allemaal heel bemoedigend en goed. En toen… toen speelden de meisjes in het achterbos. Harken, hutten, spelen met elkaar, gezellig buurten. Maar je voelt het al aankomen, het achterbos, bijna heilig terrein voor de jongens, hun gebied, hoe durven de meisjes daar te komen en hun eigen plek van te maken? Boos waren ze, woedend eigenlijk en ze liepen de meisjes in de weg. Expres over de net geharkte bladeren lopen, tegen hun hut aan gaan staan. Ik stond erbij en keek er naar en wist niet meteen wat goed was. Wel dat de jongens daar nu beter niet konden zijn. Praten, een rustig gesprek hierover voeren, daar was het het moment niet naar, dus maar meteen een oplossing aangedragen: “Zoeken jullie je eigen plek in het bos en ga daar zitten.” Dat vonden ze een redelijk alternatief en ze verhuisden een aantal van hun schatten daarheen. Morgen zal dit zeker verder gaan. Leren van en met elkaar, gemakkelijk is dat niet altijd.