Ik schreef er al eerder over. Leren lezen verloopt niet voor elk kind op dezelfde manier. Sommigen zien een letter, vragen welke het is, onthouden die, leren een volgende, en nog een, en nog een, pakken een boek en kunnen lezen. Voor anderen is het lastiger. Letters zijn struikelblokken – ze lijken zoveel op elkaar: rondje rechts, rondje links, haakje onder, haakje boven, eerst de ene letter en dan de andere, of juist precies andersom; b – d, e – a, ei – ie. En dan hebben we het nog niet over de lastig te onderscheiden ui en eu, ou en oe. Een worsteling is het, elk woord opnieuw. Het lijkt of het niet beklijft. Almaar spellend. Zal het zo blijven?
Nee, elk kind leert lezen. Maar niet allemaal op hetzelfde moment. Oefenen helpt, letters flitsen, woorden leggen, aantrekkelijke (strip)boeken aanbieden. Elke dag iets. Dictee bijvoorbeeld. In eerste instantie bedoeld om de spellingsregels te leren gebruiken, maar ook handig bij het lezen. Het woord dat je hebt geschreven moet je immers teruglezen om te weten of er staat wat er moet staan. Als je ‘vlechtstrook’ hebt geschreven in plaats van ‘vluchtstrook’, merk je dat heus als je het nog eens leest. Een ander voordeel van dictee is dat leerlingen heel graag elkaar de woorden willen voorlezen. Ook degenen die lezen lastig vinden. “Dictee is juist leuk om te doen!”, zegt een negenjarig meisje dat een paar maanden geleden nog zuchtend en steunend boven een paar korte zinnetjes zat die ze moest lezen. Toen blokkeerde ze, nu vraagt ze mij om het dicteeboek: “Ik doe het wel.” Ze leest zonder haperen drie-lettergreperige woorden en kijkt of degene die schrijft het goed doet. “Ja, volgende keer wil ik weer dictee geven.” Moed houden, volhouden, niet opgeven, positief blijven. Veel voorlezen en laten zien hoe leuk lezen kan zijn.